Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB1754

Datum uitspraak2007-08-15
Datum gepubliceerd2007-08-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200701047/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Ossfloor Tapijtenfabriek BV" een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tapijtenfabriek gelegen aan de Kantsingel 15 te Oss. Dit besluit is op 4 januari 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200701047/1. Datum uitspraak: 15 augustus 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant a en appellant b], wonend te [woonplaats], appellanten, en het college van burgemeester en wethouders van Oss, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 januari 2007 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Ossfloor Tapijtenfabriek BV" een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een tapijtenfabriek gelegen aan de Kantsingel 15 te Oss. Dit besluit is op 4 januari 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 4 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 12 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2007, waar appellanten, van wie [appellant a] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J.M. Polman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 januari 2007 zijn de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase, Stb. 350) en het Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wet en dit besluit doorgevoerde wijzigingen niet van toepassing zijn op het geding. 2.2.    Voor de onderhavige inrichting is eerder bij besluit van 17 oktober 2000 een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning heeft betrekking op een aantal wijzigingen van de in de inrichting aanwezige geluidsbronnen. Hierbij heeft verweerder de voor de inrichting geldende geluidvoorschriften behorende bij voornoemde revisievergunning ingetrokken en heeft hij daarvoor in de plaats nieuwe geluidvoorschriften aan de vergunning verbonden. 2.3.    Appellanten betogen dat de gestelde geluidgrenswaarden niet toereikend zijn. Zij voeren aan dat de voorgeschreven geluidreducerende maatregelen niet voldoende zijn, omdat de zonegrenswaarde reeds wordt overschreden en de inrichting van vergunninghoudster een bijdrage levert aan de geluidbelasting op de zonegrens. 2.3.1.    De inrichting ligt op het krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein "Moleneind, Landweer en Danenhoef" te Oss. Rondom dit terrein is een zone vastgesteld waarbuiten de geluidbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). 2.3.2.    In artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, is - voor zover hier van belang - bepaald dat het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval de geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens artikel 53, van de Wet geluidhinder, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, in acht neemt.    In artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer is bepaald dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien verlening daarvan niet in overeenstemming zou zijn met hetgeen overeenkomstig artikel 8.8, derde lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde, door het bevoegd gezag in acht moet worden genomen. 2.3.3.    In de voorschriften 1.1.2 en 1.1.3 zijn, voor zover hier van belang, voor een aantal controlepunten grenswaarden gesteld voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau.    In een door KWA bedrijfsadviseurs verricht akoestisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 2 februari 2006, is de geluidbelasting berekend die de inrichting zal veroorzaken. Ter controle of de zonegrenswaarden in acht zijn genomen is door Cauberg-Huygen raadgevende ingenieurs B.V. een zonetoets uitgevoerd. 2.3.4.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de in acht te nemen zonegrenswaarde op een aantal zonebewakingspunten wordt overschreden. Verweerder heeft deze zonegrenswaarde bij het bestreden besluit niet in acht genomen. Gelet op het vorenstaande had verweerder de vergunning moeten weigeren. Het bestreden besluit verdraagt zich derhalve niet met artikel 8.10 van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 8.8, derde lid, van die wet, zoals dat vóór 1 januari 2007 luidde. 2.4.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Nu de vergunning op grond van artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer had moeten worden geweigerd, ziet de Afdeling aanleiding dienovereenkomstig in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het verzoek van appellanten om verweerder te veroordelen in de kosten voor het opmaken van een deskundigenrapport, overweegt de Afdeling dat het door appellanten genoemde deskundigenrapport niet is overgelegd, zodat er geen aanleiding is om deze kosten te vergoeden. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het beroep gegrond; II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss van 2 januari 2007, kenmerk 25317; III.    weigert de gevraagde vergunning; IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit voor zover dit is vernietigd; V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oss tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 34,43 (zegge: vierendertig euro en drieënveertig cent); het dient door de gemeente Oss aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI.    gelast dat de gemeente Oss aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. H.P.J.A.M. Hennekens en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Fransen Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2007 407-517.